Wanneer voelt een nieuwe bewoner van de Zaanstreek zich eigenlijk een Zaankanter? Bij een eerste peiling onder de bezoekers van de Gebieds-Meet-Up die architectuurplatform Babel op 21 juni organiseerde blijkt dat behoorlijk te verschillen. De één noemt zich al Zaankanter na een jaartje wonen in Zaandam, de ander is na 30 jaar nog steeds op Amsterdam georiënteerd. De vraag die Babel op 21 juni in het Zaantheater centraal stelde was: nu Zaanstad en Amsterdam in de Metropool Regio Amsterdam (MRA) steeds meer verbonden raken, wat voor invloed heeft dat op Zaanstad? Wat is ervoor nodig om nieuwkomers in de Zaanstreek zich thuis te laten voelen? Maar ook: welke betekenis heeft de komst van vooral Amsterdammers voor de eigenheid van de Zaanstreek? De Meet-up die onder de bezielende leiding van Leontien de Koning – zelf Zaankanter- plaatsvond was de aftrap van het stadsevenement We make the City. Dit evenement vond voor het eerste in de Zaanstreek plaats met als zenuwcentrum de broedplaats De Honigfabriek in Koog aan de Zaan. Het thema van het debat kon niet beter gekozen zijn, want staat dit evenement niet symbool voor de toenemende Amsterdamse invloed in de Zaanstreek? De organisatoren hebben er echter alles aan gedaan het evenement ook een Zaans karakter te geven door de dorpen bij het festival te betrekken. Het gesprek tijdens de Meet-Up kreeg vorm door drie gasten het woord te geven die ieder vanuit een ander perspectief vertelden welke invloed nieuwkomers op de identiteit van de Zaanstreek hebben. Jaap Draaisma is geboren en getogen in de Zaanstreek. Hij ontvluchtte het door hem als benauwd ervaren Wormerveer om in Amsterdam te gaan studeren. Daar heeft hij na zijn studie het bedrijf Urban Resort opgezet dat vele creatieve broedplaatsen in Amsterdam ontwikkelde en exploiteert en/of ondersteunt. De laatste jaren, nadat hij afscheid nam van zijn bedrijf, is hij opnieuw, bewust en met veel voldoening betrokken bij de oprichting van broedplaatsen in de Zaandam en Purmerend. Angelique Finkers is daarentegen geboren in Almelo. Ze woont nu dertien jaar in Zaanstad, maar voelde zich al vanaf dag één Zaankanter. Vanaf 2016 is zij directeur van het Zaantheater. De reden dat zij zich in de Zaanstreek als snel thuis voelde is de gelijkenis tussen de Zaankanters en de inwoners van Almelo. Ze herkent in haar huidige streekgenoten dezelfde directheid in de omgang, vermoedelijk te verklaren door hetzelfde industriële verleden dat overal voelbaar is. Frank van Dooren woont niet in de Zaanstreek, maar werkt er al 15 jaar. Aanvankelijk als directeur ‘Stad’ bij de gemeente, daarna als directeur/bestuurder van de woningcorporatie ZVH. Hij noemt zichzelf geen Zaankanter, gewoon omdat hij, zoals hij later in het gesprek zou uitleggen, respect heeft voor de solidariteit waarmee Zaankanters met elkaar omgaan. Die is sterker dan hij elders heeft ervaren. Het gesprek op deze middag viel in twee delen uiteen. Het eerste deel ging vooral over wat ervoor nodig was om een goede mix te bereiken tussen de bestaande inwoners en de nieuwkomers. Wat kunnen corporaties, ondernemers, broedplaatsen, culturele instellingen, maar ook de gemeente Zaanstad daarvoor inzetten? Na een intermezzo waarin drie teams van jonge ontwerpers hun plannen presenteerden voor een veilig en leefbare Achtersluispolder, lag de focus van het gesprek op de manier waarop in dit gebied de menging tussen Zaankanters en nieuwkomers vorm kan krijgen. De gedachtewisseling waartoe de Meet-Up aanzette leverde vele inzichten op over keuzes die een stad als Zaanstad, zo dicht tegen de hoofdstad aan, zou kunnen maken. Maar zij liet ook genoeg vragen open. Daar zou je gemakkelijk een hele serie stadsgesprek aan kunnen weiden. In de formulering van een aantal aanbevelingen wordt daartoe een aanzet gedaan. De veranderende metropool Voordat het gesprek over de ideale mix kon losbarsten schetste Andre Buys, wetenschappelijk onderzoeker bij het RIGO (voorheen: Research instituut Gebouwde Omgeving), de verandering die de metropool rond Amsterdam laat zien als kader voor het gesprek. Niet alleen de verhuisbewegingen tussen Zaanstad en Amsterdam zijn daarin van belang, maar ook het feit dat de Metropool de laatste tijd aan het veranderen is. Uit onderzoek blijkt dat de meeste nieuwkomers in de Zaanstreek – 42%, dus bijna de helft – uit Amsterdam komen. De meeste van hen zijn twintigers die hun geluk benoorden het IJ beproeven, omdat een koopwoning in Amsterdam voor hen niet betaalbaar is. Een vergelijking: in Zaanstad betaal je ongeveer € 2.864 per m2, tegenover bijvoorbeeld € 4.620 in Landsmeer of € 5.423 in Amstelveen. Aandeel van Amsterdam in de herkomst binnenlandse Aandeel van Zaanstad in de herkomst binnenlandse vestiging, 2015-2017 vestiging, 2015-2017 Maar, zo hield Buys zijn gehoor, dat betekent niet dat de nieuwkomers zich settelen en op den duur Zaankanters worden. Stichten de jongeren een gezin en willen zij groter wonen, dan trekken vele van hen naar het noorden, richting Heerhugowaard en Castricum. In die zin verandert de metropool en dijt zij verder uit. Het zijn bewegingen die de gemeente, naar Buys mening, als een vaststaand gegeven moet accepteren. Maar zij kan deze ook beïnvloeden door de vestigingsfactoren te verbeteren. Als eerste moet de bereikbaarheid worden vergroot voor hen die in Amsterdam en Schiphol werken, bijvoorbeeld door het verlengen van de Noord-Zuid-lijn naar Zaanstad. Daar bovenop moet zij goed nadenken over een woningenaanbod dat is toegesneden op de wensen van de nieuwkomers. Zo is bekend dat stedelijke gezinnen graag in appartementen op goede locaties aan het water wonen, terwijl voor leraren, verpleger en onderwijzers in Amsterdam de woningen al gauw te klein worden. Zij kunnen in Zaanstad mogelijk een goedkopere, en toch grotere woning vinden. De Zaanstreek-eigen mix van lage en hoge inkomens, bijeengehouden door solidariteit Zowel Jaap Draaisma als Frank van Dooren kunnen een eind in het verhaal van André Buys meegaan, maar plaatsen daar ook kanttekeningen bij. Het zijn volgens Draaisma niet alleen rijke Amsterdammers die in Zaanstad huizen kopen. Het gaat om een instroom van verschillende inkomensgroepen. Onder de nieuwkomers bevinden zich veel mensen met een krappe beurs. Dat sluit volgens hen goed aan bij de sterke menging van inwoners van verschillende draagkracht en herkomst die eigen is aan de Zaanstreek. Van Dooren is zelf altijd sceptisch geweest over de sinds lang en vaak herhaalde voorspelling van een golf van nieuwkomers. De gemeente heeft met de bouw van Inverdan en nieuwe voorzieningen als het Zaantheater hard gewerkt aan het vergroten van een aantrekkelijk woonklimaat, maar tussen de instroom zitten ook veel kwetsbare mensen. Dat ervaart hij dagelijks bij de huurders van de woningen van ZVH. Het is naar zijn mening ook moeilijk om een grotere menging van bewoners te bereiken in de wijken waar zijn huurders wonen. Dat komt door het van rijkswege opgelegde huurbeleid. Bewoners die meer dan 36.000 euro verdienen mag hij niet huisvesten. Daardoor komen de wijken waarin sociale huurwoningen staan in een neerwaartse spiraal terecht. Hoewel er sprake is van ‘scheefwoners’, dus bewoners die eigenlijk een te hoog inkomen hebben voor een sociale-huurwoning, is het omgekeerde van ‘scheefwonen’ in veel van die wijken ook het geval: bewoners voor wie de huur eigenlijk te hoog is in verhouding tot hun inkomen. Wat hem bij deze ontwikkelingen op de woningmarkt vooral zorgen baart is dat een belangrijk kenmerk van de Zaanse samenleving tanende is: het solidariteitsgevoel. In de periode dat hij hier werkte – in juni van dit jaar nam hij afscheid als directeur – merkte hij dat de grote hoeveelheid verenigingen aan het afnemen is en daarmee het sociale vangnet voor veel bewoners. Toch ondervindt hij in de Zaanstreek de bereidheid bij de rijkere bewoners om meer te betalen, zodat de voor de lager inkomensgroepen de huren laag kunnen blijven. Jaap Draaisma herkent de observatie van Van Dooren vanuit zijn eigen jeugd in de Bloemenbuurt van Wormerveer. Toen hij sociale geografie in Amsterdam ging studeren, leerde hij dat hij uit een zogenoemde achterstandswijk kwam. Zelf had hij daar vooral de sterke band tussen de bewoners ervaren. Volgens hem een belangrijke reden dat soort buurten blijven bestaan. Door het industriële verleden, dat gedomineerd wordt door het gedachtengoed van de doopsgezinden, woonden arbeiders en directeuren door elkaar heen. In de jaren na de oorlog, gebeurde dat ook toen eerst Italianen en Spanjaarden en later Turken en Marokkanen hier kwamen werken. Terwijl in Amsterdam een wijk als de Jordaan door ‘gentrification’ niet meer herkenbaar is als een arbeidersbuurt, is dat bij veel buurten in Zaanstad nog wel het geval. De drie gasten hebben ieder vanuit hun werkervaring en ambities duidelijk opvattingen hoe je een goede menging van verschillende inkomensgroepen kan bereiken en het samenleven daartussen kan bevorderen. Angelique Finkers zet zich vanuit het Zaantheater daarvoor in, Draaisma wijst op de betekenis van broedplaatsen en Van Dooren ziet door zijn ervaringen in de sociaal zwakke wijken hierin een belangrijke taak voor de gemeente. Allereerst Finkers. Zij wil het Zaantheater meer laten zijn dan een locatie waar je naar een voorstelling gaan. Haar gaat het om het creëren van een atmosfeer waarin bewoners van verschillende herkomst en interesse elkaar ontmoeten. Zij ziet ook dat de Zaanstreek door de komst van Amsterdammers met hun eigen interesses stedelijker wordt. Maar ze wil het ‘dorpse’ karakter van het theater behouden. Zij wil dat het theater als een thuis voelt, waarin iedereen de medewerkers als intieme vreemden kent. Iedereen kent de portier Frans die al zo’n dertig jaar in het theater werkt, zelfs zij die er niet zo vaak komen. Zij programmeert de voorstellingen met in haar achterhoofd de verschillende doelgroepen, maar niet door zich expliciet van etniciteit uit te gaan. Dus geen ‘Istanbul aan de Zaan’ meer, maar een Grote Avonturen festival waartussen een ieder iets van gading kan vinden. Zij is ervan overtuigd dat theater bij kan dragen aan het opheffen van de tweedeling in de samenleving. Hierbij wijst zij op wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de fysieke ervaring van een theatervoorstelling bij de bezoekers een groot empathisch vermogen ontwikkelt waardoor zij zich in de leefomstandigheden van de ander kan inleven. Daarom is het volgens haar ook zo belangrijk om kinderen bij het maken van theater te betrekken. Voor Draaisma zijn de creatieve Broedplaatsen als De Honigfabriek en De Hoop de plekken bij uitstek waar menging plaats vindt tussen verschillende beroepsgroepen die elkaar kunnen aanvullen. Door goedkope werkruimtes te creëren ontmoeten de creatieve ondernemers die een succesvolle praktijk in Amsterdam opbouwden, de ambachtslieden en bouwlieden waarom de Zaanstreek bekend is. Bij veel leegstaande fabriekspanden moet de keuze worden gemaakt deze met kleine bedrijfjes te vullen, in plaats van sloop voor de komst van weer een woningbouwproject. In die zin irriteert het hem dat de eigenaren van het kunstcentrum Het Hem op het Hembrugterrein een Amsterdams netnummer kiezen en de voertaal bij de opening van het festival We make the City in het Engels is. Als of zij niet bij de Zaanstreek horen. Daartegenover plaats hij de eigenaar van de Hellema-fabriek die na zijn pensioen zijn bedrijfsgebouwen aan de Oostzijde niet aan de hoogste bieder verkoopt. In plaats daarvan verhuurt hij deze bedrijfsgebouwen aan een broedplaats om de voor de Zaanstreek typisch werkvormen te behouden. Angelique Finkers wijst met grote instemming van Draaisma op de betekenis van de rafelranden van de Zaanstreek, de lelijke plekken in de stad. Ze zijn de kracht van de Zaanstreek: het zijn laboratoria voor nieuwe soorten van werken en andere vormen van wonen die jongeren trekken die een andere leefstijl volgen dan de gemiddelde Zaankanter. De drie gasten vragen van de gemeente nadrukkelijk een duidelijk stellingname in de keuze van het woningaanbod en een visie op hoe de voor de Zaanstreek karakteristieke menging in de veranderende samenleving vorm moet krijgen. Frank van Dooren waarschuwt voor een onderstroom in de ontwikkeling van de stad die hij aanduidt met ‘yuppificering’, waarbij de gemeente vooral meegaat met mensen die willen investeren. Hij vraagt van de gemeente het overzicht te behouden, de waarden van de bestaande wijken voor de toekomst te behouden en zich niet alleen te richten op een paar gebieden die nu in trek zijn. Daaronder valt voor hem ook de Achtersluispolder. Goede woonlocaties moeten volgens hem ook gereserveerd worden voor de minvermogenden. Met zo’n beleid zorg je niet allen voor de versterking van een paar gebieden, maar daarmee lift je de stad als geheel op. Angelique Finkers vindt het prima dat de gemeente probeert hoger opgeleiden naar Zaanstad te halen. Maar dat moet zij wel doen vanuit het besef dat de nieuwe Zaankanters niet allemaal een goed gevulde beurs hebben. ‘De Zaanstreek’, stelt zij,’ is geen mondaine stad en moet dat ook niet willen zijn’. Anders zouden die nieuwkomers wel voor Bennebroek of Haarlem hebben gekozen. Door uit te gaan van verschillende wensen en behoeften moet de gemeente zorgen voor een divers woningen aanbod. Uit ervaring weet zij dat een bepaalde groep hoogopgeleiden een voorkeur heeft voor wonen in historische binnenstad of in historische dorpskernen, terwijl andere groepen kiezen voor een nieuwbouwwijk. Intermezzo: Prijsvraag Veiligheid en menging in Achtersluispolder ‘Netwerk Ontwerp Veilige Omgeving’ organiseerde samen met onder meer de Gemeente Zaanstad en de Bond Nederlandse Stedenbouwers en Planologen een prijsvraag. De opgave is om een ontwerp te maken voor de Achtersluispolder waarin bij de menging van wonen en werken rekening wordt gehouden met externe veiligheid, waterveiligheid, sociale veiligheid en verkeersveiligheid. De jury bestond uit Rob van der Velden (BNSP; voorzitter), Ad Stenzler (Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland), Jeroen Neuvel (RIVM) en Greetje de Jager en Alex Beijers (gemeente Zaanstad). Uit de inzendingen werden drie teams bestaande uit vooral jonge ontwerpers genomineerd: Tauw: ‘Verbinden’ Dit team introduceert een zwevend pad dat een lang gerekt park in het gebied met het Vijfhoekpark verbindt. Tegelijk ontsluit het ‘maker-spaces’ waar ondernemers en bewoners gezamenlijk geklust kan worden, winkelcentra en een promenade met bars en winkels. In het gebied waar ruimte komt voor vele vormen van wonen creëert het pad sociale- en verkeersveiligheid; het vele groen, ook aangebracht aan gevels en op daken, zorgt voor waterberging, een betere lucht- en leefkwaliteit. InHolland: faceerbaar raster. Het ontwerp van het InHolland-team bestaat uit twee strategieën. Allereerst wordt over het gebied een faceerbaar raster gelegd. Met micropolders, waarbij de weg 40 cm verhoogd wordt, wordt waterveiligheid gecreëerd; een extra ontsluitingsroute vergroot de verkeersveiligheid en het groen wordt vanuit het Vijfhoekpark het gebied in getrokken om de leefbaarheid te vergoten en hittestress tegen te gaan. Vervolgens kan op basis van beschikbaarheid op kavelniveau een menging van wonen en werken in allerlei vormen in gang worden gezet, waarbij gestreefd wordt naar een combinatie van jongeren en ouderen. Daarbij wil het team zoveel mogelijk gebruik maken van Urban Mining: het hergebruik van materialen uit de omgeving. SVP architectuur en stedenbouw/TU Eindhoven : Rooskleurig risico. Het verbindende thema in het ontwerp van SVP/TU Eindhoven is permanente tijdelijkheid. Het is gebaseerd op 6 ontwerpprincipes:
- Permanente tijdelijkheid – het gebied is altijd in beweging als testlocatie voor het komen en gaan van functies.
- Modulair en circulair bouwen – bebouwing bestaat uit kleine en grote units, flexibel indeelbaar en getest op brandveiligheid.
- Zaanse mix 2.0 : per kavel streven naar sterke functiemenging.
- Overzichtelijke structuur: de Achtersluispolderweg is de ruggengraat en het oeverlint fungeert als calamiteitenroute bij gevaar; voor recreatie en als buffer.
- Een communicatieplan over de risico’s voor mensen die er gaan wonen.6.
- Meerlaagse veiligheid – preventie door mogelijk rampscenario’s in het ontwerp mee te nemen.
Worden de gevaren dan nog te veel benadrukt dan trekt de regiegroep de roze kaart om te zorgen voor een toffe wijk. Ontwerp van SVP/TU Eindhoven voor een veilige Achtersluispolder De jury koos het laatste plan als winnend ontwerp: ‘Ieder aspect van veiligheid is benoemd en er zijn concrete maatregelen bedacht om de veiligheid te waarborgen. Het team introduceert voor de transformatie van het gebied het concept van ‘permanente tijdelijkheid’. De jury vindt dat sterk. Bovendien roemt ze de goede presentatie waarbij humor niet is geschuwd.
De Achtersluispolder als laboratorium voor menging
De presentatie van de drie ontwerpen is aanleiding om het gesprek over menging van Zaankanters en nieuwkomers toe te spitsen op de Achtersluispolder. Het is ook het moment dat het contact met de aanwezigen in de zaal wordt gezocht, waaronder zich vertegenwoordigers van de gemeente, ontwerpers van het stedenbouwkundig bureau KCAP, dat scenario’s voor de polder heeft getekend en oprichters van broedplaats De Hoop bevinden. Niet iedereen is ervan overtuigd dat de Achtersluispolder zich leent voor menging van wonen en werken. Angelique Finkers vindt dat bij de programmering en ontwikkeling van deze polder het nautische karakter het uitgangspunt moet zijn. Veel minder dan het Hembrugterrein leent deze polder zich voor menging. Henk Terol, raadslid van Democratisch Zaanstad, brengt naar voren dat bij ondernemers in het gebied ook grote zorgen leven in het gebied. De komst van woningen betekent dat bedrijven uit een zware milieu categorie niet kunnen uitbreiden of zelfs moeten vertrekken. Maar mogelijk dat hiervoor op den duur schone industrie als robotica in de plaats kan komen, waardoor ook wonen mogelijk wordt. Milko Buter, visiespecialist Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente, bevestigt dat het bestemmingsplan ‘Wonen’ voor de komende jaren ook niet toelaat, al wordt er in de noordoosthoek van het gebied wel een experiment opgestart met een mix van wonen en werken. Toch zijn er volgens de voorstanders van menging wel degelijk manieren waarop dat in de Achtersluispolder heel goed zou kunnen. Volgens een medewerker van KCAP kan dat alleen als je een proces ontwerpt zoals voorgesteld wordt in het winnend ontwerp van SVP/TU Eindhoven. Je moet dan uitgaan van een dynamische ontwerpbenadering, waarin bestaande waarden worden meegenomen en een dialoog tussen de betrokken partijen vorm krijgt, terwijl tegelijk geëxperimenteerd wordt met tijdelijkheid. De Broedplaats De Hoop die in 2018 startte is een mooi voorbeeld van zo’n experiment. Yasek, zakelijk manager van De Hoop die 160 ruimtes verhuurt aan zowel Amsterdamse als Zaanse ondernemers, vertelt dat zij binnenkort willen experimenteren met tijdelijk woningen op het terrein. Door het plaatsten van containers willen zij voor de huurders de mogelijkheid bieden om wonen en werken te combineren. Dat is ook een middel om nieuwkomers permanent in de Zaanse samenleving in te bedden. Ook Jaap Driessen die goed op de hoogte is van de betekenis van broedplaatsen voor een stad, ziet juist in de tijdelijkheid van dit soort experimenten een kracht. De milieu contouren moet je als een gegeven accepteren, zoals de gang van zaken rond het Hemburgterrein heeft laten zien. Daar heeft de Raad van State een streep gehaald door de bouw van 1000 woningen. Met tijdelijke huisvesting voor een diverse groep bewoners en ondernemers kun je nieuwe groepen verleiden om zich in Zaanstad te vestigen. Hoe de verbinding tussen de Achtersluispolder en de aangrenzende wijk zou kunnen plaatsvinden waardoor menging van nieuwkomers en de daar wonende bevolking kan plaatvinden, was eveneens onderwerp van gesprek. De woordvoerder van De Hoop dacht dat het mogelijk was om samen met creatieve ondernemers van de Broedplaatsen werkplekken te creëren voor mensen uit Poelenburg. Op die manier wordt de Achtersluispolder een plek om talent te ontwikkelen en werkzoekenden te integreren op de arbeidsmarkt. Frank van Dooren van ZVH vraagt zich af of dat voor de hand ligt, omdat er vooral kwetsbare mensen in Poelenburg wonen die geen werk hebben en bovendien kampen met een taalprobleem. Maar op zich staat hij voor ieder initiatief die de wisselwerking tussen de Achtersluispolder en Poelenburg op gang brengt open. Het Zaantheater is ook, zo meldt Angelique Finkers, bezig om contacten te leggen met scholen in Poelenburg voor het organiseren van talentenprojecten. De stad als geheel een lift geven Op de achtergrond van de gedachtewisseling over de Achtersluispolder speelt steeds de vraag: hoe kunnen we een verbinding leggen tussen Amsterdam en Zaanstad, op zo’n manier dat het beste uit beiden naar boven wordt gehaald? Volgens een projectontwikkelaar in de zaal staan beleggers klaar om in Zaanstad te investeren, vooral omdat de al te stringente regelgeving in Amsterdam hen daar wegjaagt. Maar of zij in het behoud van het Zaans eigen geïnteresseerd zijn betwijfelt hij. Architect Paul Carrée heeft er alle vertrouwen in dat de verbinding vanzelf tot stand komt, omdat Amsterdammers die in Zaanstad komen wonen vanzelf Zaankanters worden. Die ontdekken allengs de kwaliteiten van de Zaanstreek met de rafelranden en de prachtige weidegebieden en de vervlechting met de dorpen en Zaandam. Maar dan, brengt Frank van Dooren daartegen in, moet je wel de voorzieningen voor de nieuwe groepen bewoners op orde hebben. Om een voorbeeld te noemen: er is in de hele Zaanstreek geen normale boekhandel te vinden van het kaliber Donner in Rotterdam of Scheltema in Amsterdam. Hij adviseert aan het eind van de middag nog een keer om de aandacht voor ontwikkeling van de stad over alle groepen in de Zaanse samenleving te spreiden, en de sociaal kwetsbare burgers daarbij niet te vergeten. Dus niet al energie in het moeilijk te ontwikkelen gebieden als de Achtersluispolder te steken, maar dat geleidelijk aan te doen, zodat de rest van de stad niet vergeten wordt. Zo lift de hele stad mee op de experimenten die daar worden uitgevoerd. Tot slot benadrukte Angelique Finkers nog eens welke belangrijke rol cultuur en dus ook het Zaantheater speelt in het leggen van verbindingen. Uit onderzoek weet zij dat steden die het in Nederland goed doen, ook een bruisend cultureel leven hebben. De keuze van Babel om het Zaantheater als podium te kiezen voor een gesprek over wat Amsterdam en Zaanstad bindt, was om die reden dan ook wel heel toepasselijk.
Een aanzet tot de formulering van aanbevelingen
Het is niet zo dat alleen rijke Amsterdammers zich vestigen in de Zaanstreek. Zo gemêleerd de bevolking van de Zaanstreek is, zo groot is ook de mix van nieuwkomers. Voor het creëren van een aantrekkelijk woonklimaat is meer nodig dan het verbeteren van de bereikbaarheid en de vernieuwing van alleen het centrum van Zaandam. Nagegaan moet worden wat voor soort woningen voor deze diverse groep import-Zaankanters gebouwd moet worden en welke voorzieningen we missen in de Zaanstreek. Denk daarbij aan een goed gesorteerde boekhandel of een grotere variatie aan restaurants. Zaanstad moet de rafelranden koesteren, evenals leegstaande fabriekspanden die voor broedplaatsen in aanmerking komen. Experimenteer met ‘permanente tijdelijkheid’ in de Achtersluispolder en andere rafelranden van de stad door het scheppen van goedkope woon- en werkruimtes. Deze fungeren als laboratoria voor nieuwe manieren van werken en wonen en verleiden creatieve ondernemers om in de Zaanstreek te komen wonen. De gemeente Zaanstad zou zich niet alleen moeten richten op de ontwikkeling van een paar gebieden zoals de Achtersluispolder, omdat die nu bij investeerders in trek zijn. Zij zou zich op basis van bestaande waarden in alle wijken, waaronder ook buurten als Poelenburg en de Kleurenbuurt, na moeten gaan welke goede gelegen locaties ook voor sociale woningbouw in aanmerking komen. Op die manier wordt de stad als geheel gelift en vindt een menging van inkomensgroepen plaats die eigen is aan de Zaanstreek. Wat de gasten op de Meet Up van 21 juni allemaal adviseren is acceptatie: accepteer dat de Zaanstreek geen mondaine stad is, accepteer de aanwezigheid van milieu contouren, accepteer de menging van lage en hoge inkomens, ook onder de nieuwkomers en neem dat alles als vertrekpunt bij het scheppen van een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat. Vergeet daarbij de bindende kracht van cultuur niet. Niet alleen de cultuur van theater, dans en cabaret, maar ook de cultuur zoals die gemaakt wordt in buurthuizen, op scholen, bij amateurverenigingen en in broedplaatsen.
Aan deze Meet-up ging een vaarexpeditie door de Achtersluispolder vooraf. Ook daarvan wordt verslag gedaan onder ‘Vaar-expeditie Achtersluispolder Zaandam’, elders op deze website.