Datum: 13 november 2019
Plaats: Doopsgezinde Vermaning Zaandam
Bezoekers: circa 80 personen
Gespreksleider: Hans Luiten (historicus en auteur uit Zaanstad)
Verslag: Marieke Ros
Deze avond is onderdeel van een tweeluik, waarvan de eerste bijeenkomst vorige week plaatsvond. Het accent lag toen vooral op informatie bieden over de cultuurhistorische inventarisatie die de gemeente recent voor sociale woningbouwwijken uit de periode 1900-1945 heeft opgesteld. Het doel van deze tweede avond is verdere verdieping en discussie. Zijn er nog meer waarden die in het afwegingskader aan bod moeten komen?
De eerste inleider Jouke van der Werf (presentatie) is als architectuurhistoricus werkzaam bij het Bureau Monumentenzorg van de gemeente Amsterdam, waar hij zich vooral richt op naoorlogse wijken. Daarnaast vormt hij samen met Els Bakker het Zaanse Bureau op het Plein, dat zich met name focust op de identiteit en gebruik van de ruimte in de stad. Hij kijkt dus vanuit twee perspectieven, als erfgoedprofessional én als bewoner.
De betekenis van erfgoed verandert en verbreedt. Context wordt steeds belangrijker. Tot nu toe bepaalden professionals wat erfgoed is aan de hand van objectieve criteria. De sociaal-maatschappelijke betekenis van een gebouw of plek en de beleving van bewoners worden steeds belangrijker bij de waardebepaling. In de Van der Pekbuurt in Amsterdam is dat verwerkt in waarderingskaarten. Het Verdrag van FARO (programma Rijksdienst Cultureel Erfgoed) benadrukt de rol van erfgoed voor het verbinden van individuen met hun omgeving. Erfgoed biedt verdieping op de geschiedenis. De historische waarde van de Nieuwmarktbuurt werd bijvoorbeeld ineens heel manifest door de rellen rond de aanleg van de metro.
Met welke waarden kijken bewoners? Jouke maakt een onderscheid tussen de geplande en geleefde stad. Planners en bewoners hanteren verschillende terminologieën en waarden. Hierbij noemt hij als voorbeeld de toekomstvisie op de Westzanerdijk-buurt. Samen met bewoners werd een ‘mental map’ van de buurt gemaakt, waarop plekken staan die voor hen persoonlijke betekenis en waarde hebben: zoals de Fronik buurtboerderij, maar ook de oude Joodse begraafplaats en het uitzicht op de Westzanerpolder. Opvallend was ook dat bewoners soms een hele verschillende betekenissen en waardering kunnen toedichten aan een plek. Dat bleek onder andere bij De Belt.
Een ander voorbeeld is Het Blok in Krommenie. De erfgoedprofessional kijkt naar cultuurhistorische kwaliteiten, maar de bewoners noemen ook emotionele en sociale belevingswaarden, zoals de brug, die het gevoel van thuiskomen in de wijk markeert, het huis dat voelt als een warme jas en het open groen dat een gevoel van vrijheid geeft. Conclusie van Jouke: maak een genuanceerde afweging en houd rekening met zowel professionele- als bewonerswaarden.
De volgende spreker Gert Jan te Velde (presentatie) van Vanschagen Architecten uit Rotterdam heeft veel ervaring met stadsvernieuwing. Hij ziet zichzelf als een pleitbezorger voor renovatie – “Het kan en het moet!” – en lichtte dat toe aan de hand van verschillende projecten waaraan hij heeft gewerkt. Zoals een vooroorlogse buurt in Doetinchem, gebouwd door de architecten Gulden & Geldmaker (die ook verschillende sociale woningprojecten in de Zaanstreek hebben gebouwd, waaronder de Vissershop in Zaandam – MR). Hier is een combinatie van renovatie en sloop/nieuwbouw toegepast. Je kunt de tijd niet terugzetten. Zo’n combi is soms handig en gewenst, bijvoorbeeld voor het realiseren van ouderenwoningen die ruimere plattegronden nodig hebben.
Ook in een vooroorlogse buurt in Leiden is als compromis gekozen voor een mengvorm. De opstelling van de corporatie (sloop of renovatie) bleef lang onduidelijk. Dat zorgde voor tijdsdruk die funest is voor het proces. Voor een deel bleven alleen de voorgevels van de woningen staan. Bij de renovatie is gebruik gemaakt van kunststof (!) kozijnen, maar wel van een verantwoorde (en kostbare!) kwaliteit. Voor een naoorlogse (flat-)wijk in Utrecht werd een toolbox met kwalitatieve randvoorwaarden ontwikkeld. Hier werden als verbetering bijvoorbeeld woningen toegevoegd op de begane grond. Gert Jan is van mening dat je een analyse van een buurt altijd met elkaar moet doen. Het gaat om meer dan alleen objectieve kennis, maar ook over subjectieve kwaliteiten. “Renovatie is een huwelijk van wensen en mogelijkheden.” Ook wijst hij erop dat gekeken moet worden naar de bredere context: in wat voor omgeving ligt een buurt? Wat gebeurt eromheen?
Reactie vanuit de zaal: betrek het belang van ‘cradle to cradle’ ook in de afweging en aanpak. Anita Blom, werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, adviseerde om bijtijds te beginnen met inventariseren en kennis ontwikkelen over buurten uit de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Vervolgens was het woord aan twee columnisten. Amanda Hogenes (manager bestuursstaf woningbouwcorporatie Parteon) pleitte ervoor om in het proces ieders belang goed af te wegen. Parteon wil zorgen voor betaalbare en goede woningen, met respect voor de cultuurhistorie. Maar het tij is gekeerd, de opgaven stapelen zich op: verduurzaming, groei van de sociale voorraad, funderingsproblemen én het moet betaalbaar blijven. Parteon wil haar grondslag behouden: bouwen voor de minst draagkrachtigen. Behoud/renovatie kost meer geld, dus dat betekent dat elders in de stad moet worden ingeleverd. De financiële lasten van renovatie moeten meer worden verdeeld. Het toverwoord is maatwerk. Het gaat om betaalbaarheid, duurzame kwaliteit, veiligheid en comfort, en zorgen voor voldoende woningen door te vernieuwen, te verdichten en te behouden.
Monique Anrochte (lid bewonerscommissie Rode Buurt Zaandijk) was kort maar krachtig. Nieuwbouw valt voor de bewoners meestal duurder uit. Ze noemde het voorbeeld van een bewoner die al 78 jaar in de haar buurt woont, maar de huurverhoging als gevolg van sloop/nieuwbouw niet kan betalen en daarom zou moeten verhuizen. “Corporatie, realiseert u zich wat u deze bewoners aandoet?” Het gaat om de belangen van de arbeiders van nu.
Na de pauze gingen we in subgroepjes verder door met de uitgangspunten, die in de vorige sessie naar voren zijn gebracht:
- Cultuurhistorische waarde – (door de gemeente geïnventariseerd)
- Schoon, heel en veilig – goed beheer voor woning en woonomgeving
- Betaalbaarheid – bereikbaar houden voor de doelgroep
- Duurzaamheid – beperking energieverbruik en uitstoot
- Sociale samenhang – ontmoeting, burenzorg, betrokkenheid bij beheer
- Nabijheid voorzieningen – ondersteuning van het wonen
- Voortbestaan corporatie – sociale voorraad veilig stellen
In de eerste ronde werd iedere deelnemer gevraagd om in een andere rol te kruipen: die van wethouder, corporatiedirecteur, bewoner of onafhankelijke adviseur. In de tweede ronde kon iedereen ‘los’ gaan met zijn/haar eigen mening.
Wat kwam er uit de terugkoppeling, in willekeurige volgorde?
> Hou op voorhand rekening met de optie van een mix van renovatie en nieuwbouw of van roulatie van woningen (b.v. ouderen keren terug in een kleinere woning). Bouw niet te groot.
> Kijk naar de plek/functie, die een buurt op een hoger schaalniveau (wijk; gebied; stad) heeft. Geef ook de hoofdader van de stad een cultureel-historische waardering mee; ook zij dragen de kwaliteiten van de stad en verbinden de kleinere eenheden.
> Denk aan de langere termijn. Bedenk hoe je een buurt over 50 jaar wilt/zult beleven. Hou rekening met (ambities voor) de toekomst (b.v. meer diversiteit in een buurt of wijk brengen; verdichting; parkeren).
> Toon lef wat je met een buurt wilt.
> Iedereen moet in principe in zijn oude buurt of wijk terug kunnen komen; het gaat vooral om de sociale samenhang. Koester het ‘thuisgevoel’.
> Kijk naar cultuurhistorische waarden in relatie tot hedendaagse woonwensen/-eisen.
> Bedenk wat daadwerkelijk betaalbaar is, voor bewoners en voor de corporaties (“een goed huwelijk”).
> Betaalbaarheid heeft niet alleen met huurprijzen te maken, maar ook met (lagere) energielasten. Beschouw de totale woonlasten.
> Neem de bewoners van meet af aan serieus. Maar bedenk ook dat er nieuwe bewoners komen die in het proces geen inbreng hebben maar wel met het resultaat te maken krijgen.
> Weeg het individuele en algemene belang zorgvuldig tegen elkaar af.
> Neem voldoende tijd voor het proces. Wat is écht urgent? Waar is méér tijd voor?
> Wat nog ontbreekt is de wegingsfactor. Welke factoren wegen uiteindelijk het zwaarst? Het gesprek daarover moet wel worden gestaafd met onderzoek.
> Maak ieders rol aan de voorkant duidelijk. Dat is belangrijk voor de uiteindelijke weging van belangen. Bedenk waar de eindverantwoordelijkheid ligt.
> We huren van de corporatie, maar zijn ook burgers in deze stad. Gemeente, je mag je niet afzijdig houden in dit complexe proces.
> Bij vervangende nieuwbouw moet, bij de keuzes voor de woningdifferentiatie, ook rekening gehouden worden om het recht op terugkeer mogelijk te maken. Verder wordt de gezinssamenstelling al kleiner: daar in meegaan maakt het mogelijk meer te bouwen.
> De geschiedenis van de ontwikkeling van de stad moet afleesbaar gehouden worden.
> De lage rente is ook een kans, zeker als dat gepaard gaat met langere exploitatietermijnen dan corporaties nu doen. De geleverde kwaliteit rechtvaardigt dat.
Aan het slot van de bijeenkomst concludeerde Hans Luiten dat de twee avonden veel hebben opgeleverd. De aanbevelingen worden verwerkt in een verslag dat naar de gemeente wordt gestuurd. Wethouder Wonen Songül Mutluer geeft aan dat de gemeente momenteel in de discussie over sloop of behoud gebruikmaakt van afwegingscriteria die uit Amsterdam komen. Zij is blij met de input en neemt de aanbevelingen en aanvullingen mee voor het vervolg.