Door de maatregelen rond het coronavirus zit (bijna) iedereen hele dagen thuis. De straten zijn verlaten, dat leuke restaurantje is dicht, kantoren leeg en interactie met anderen verloopt voornamelijk digitaal. Of vanaf anderhalve meter afstand. We hebben al dagen niemand gezien of zitten opeens met het hele gezin op elkaars lip. We houden afstand en trekken ons terug in huis.
Naast een thuis is ons huis verworden tot werkplek, leslokaal, sportzaal en vele andere functies die het voorheen niet had. Wat voor invloed heeft dat op onze woning, het woongenot en onze waardering van de woonomgeving? Welke lessen kunnen we hieruit trekken voor de toekomst? Nu je beperkt naar buiten kunt, wat is voor jou waardevol in je woonomgeving?
De keet
‘Morgen komt de keet’, riep ik eind februari enthousiast tegen mijn man. ‘Eindelijk: we gaan verbouwen!’ Twee jaar geleden verhuisden wij van een appartement op de derde verdieping in Amsterdam naar een huis met een grote tuin in Westzaan. We waren op slag verliefd op het Zaanse groene huisje uit 1850, maar het moest wel grondig worden gerestaureerd en gerenoveerd. En daarom zouden wij, met een peuter en een baby, tijdelijk in een keet op de oprit gaan wonen. We hadden een keuken, badkamer, woonkamer en zelfs twee slaapkamers. Wij zouden die verbouwing zo prima doorkomen.

Nog geen week later begon de intelligente lockdown. Een fase van onzekerheid, het missen van familieleden en vrienden en heel veel vragen. Hoe lang zal dit gaan duren? Hoe gaan we dit regelen? Ons werk en dat van de werkmannen ging gewoon door, de opvang van de meisjes niet en de vaste oppasdagen van de opa’s en oma’s hielden ook op.
“Werkdruk, verbouwing en de zorg voor de kleintjes bleek niet te combineren. We werden bijna gek.”
Mijn man en ik – allebei werkzaam in de erfgoedsector – vielen buiten de cruciale beroepsgroepen, noodopvang van de kinderen was geen optie. We waren op onszelf aangewezen. In die keet. De eerste weken was het zoeken naar een balans, de weken erna eigenlijk nog steeds. We splitsten de dag in tweeën: ieder een halve dag werken en een halve dag zorg voor de meisjes. Tussendoor probeerden we mailtjes te sturen en belletjes te plegen. Wekenlang liep ik bellend in de J.J. Allanstraat met een kinderwagen en een draagzak. In de avonduren probeerden we de werkachterstand zoveel mogelijk in te halen. Een onwerkbare situatie, omdat werkdruk, verbouwing en de zorg voor de kleintjes niet te combineren bleek. We werden bijna gek.
Het werd allengs warmer en we konden de tuin gebruiken als extra leefruimte. Ik kwam op het lumineuze idee om in mijn kas in de tuin te werken. Met uitzicht op het weiland, tussen mijn stekjes, had ik even de rust om te werken zonder gestoord te worden. Blij vertelde ik aan mijn collega’s dat ik nu eindelijk dé plek had gevonden om rustig te kunnen werken. Niet veel later viel de iPad uit: oververhit. Schiet mij maar lek.

Opvallend in afgelopen periode vond ik de waardering voor het landschap. Tijdens mijn wandelingen zag ik dat het lintdorp werd (her)ontdekt als de oude ‘binnenstad‘ van Zaanstad. Leuk ook dat andere wandelaars en fietsers zo konden genieten van deze bijzondere plek. Wij gaan hier nooit meer weg. Ons huis kan er weer honderd jaar tegenaan.
De maatregelen zijn inmiddels versoepeld en de keet is opgehaald. Nu kamperen we tussen de inboedel boven op zolder, terwijl de laatste klussen worden afgerond. Ik weet nu al dat we straks met weemoed terug zullen denken aan onze tijd in de keet, want hoe knus en bijzonder was het om 24 uur per dag ‘opgesloten’ te zijn geweest met je lievelingsmensjes.
Lisa Constant is Netwerkontwikkelaar Monumenten & Erfgoed bij gemeente Zaanstad
Meer afleveringen in deze blogserie
Bert Pots
Eva Stache
Piet Oudega
Hans Staller
Leontine de Koning
Erwin Smit
Els Lenting
Natasja Groothuismink
Bert Pots
Wessel Breunesse
Eva van Rijen